Je begint rustig. Met wat droge botten. De organisatie wil je duidelijk even laten wennen aan het idee dat je naar lijken gaat kijken en het minst confronterend is inderdaad een droog bot zonder spieren, pezen, zenuwen en bloedvaten. Mijn oog viel direct op de elleboog, het gewricht dat ik een jaar of 5 geleden verbrijzeld heb: eindelijk kon ik met eigen ogen zien wat ik mis (het kopje van mijn radius) en wat de chirurg zo vakkundig weer aan elkaar heeft geschroefd. In die eerste ruimte liep ook een vriendelijke geneeskundestudente rond die in de buurt van de aanschouwers ging staan en insprong op wat je je zoal luid afvroeg. Erg handig! Zo was meneer de skelet waarschijnlijk ook daadwerkelijk een meneer, te zien aan de grootte van het gat waar bij dames een baby doorheen moet/mag, en aangezien we allebei zwakke enkels hebben, wees ze ook nog even aan wat je zo allemaal verstuikt als je er doorheen gaat.
In de volgende ruimte kwam de eerste van een flinke serie compleet geprepareerde mensen. Nu heb ik al wat ervaring met lichaamsdelen op sterk water; ik heb in Nijmegen het anatomisch museum van de medische faculteit bezocht en ben zelfs al een paar keer in diens anatomiesnijzaal geweest om hersenen te ontleden, maar zo mooi en vernuftig als de "voorwerpen" in deze tentoonstelling had ik het nog niet gezien. Ook hier was de opbouw te herkennen. Meneer was net meer dan een skelet, met alleen wat extra spieren in zijn benen en armen. Later zouden de rest van de organen er stukje bij beetje aan toegevoegd worden. Ik geloof dat dit, samen met het skelet, ook de enige meneer zonder genitaliën was, want wat de conservatoren dan ook weg lieten om iets onderliggends te verduidelijk, zijn zaakje was altijd prominent aanwezig. De navel trouwens ook. De rode lijn van het verhaal wellicht?
In glazen kasten op buikhoogte staan vaak wat lichaamsdelen uitgelicht en zodanig geprepareerd dat je nog beter het vernuft van de natuur kunt bekijken. De kasten waren zo ingericht dat je alles van beide zijden kon bekijken, maar als je Nederlands las moest je er aan de ene en als je Engels las aan de andere kant voorbij lopen. Fijn voor ons, want de Engelse zijde was vaak een stuk rustiger
. De glazen kasten waren ook de aangewezen plek voor de ziektebeelden. Nierkanker, levercirose, hersenbloeding en de onvermijdelijke en zeer populaire zwart-geasfalteerde longen van een roker, compleet met glazen bak met gat om je sigaretenpakjes in weg te gooien
. Ik vond de longen eerlijk gezegd nog niet eens zo heel slecht eruit zien en vreemd genoeg vroegen we ons bij elk ander paar longen die voorbijkwam af of dat nou ook rokerslongen waren. Die zagen er immers ook niet al te best uit.
Één van de mooiste onderdelen van de tentoonstelling vond ik de bloedvatencollectie. Hier werd een techniek gebruikt waarbij de bloedvaten gevuld werden met een polymeer, waarna de rest eromheen chemisch verwijderd werd. Dit waren ook de enige preparaten die in een vloeistof lagen. De vaten van de longen waren bijvoorbeeld prachtig felrood gekleurd en we vroegen ons direct af waar de tropische vissen gebleven waren. Kunst die je zo in je huiskamer zou zetten! Ze hebben het zelfs voor elkaar gekregen om een complete man van alles behalve zijn bloedvaten te ontdoen. Heel indrukwekkend!
De grote, compleet geprepareerde mensen waren ongelooflijk kunstig ontleed en bevonden zich in de gekste, vaak sportieve poses. Zo was er een dartende meneer, een gespierde man met een rugbybal, een man in een vliegende houding met elk van zijn spieren losgeprepareerd, zodat hij leek op een soort supermarktdweil (mop?), en zelfs een skelet die met zijn eigen spieren aan een soort touwtrekwedstrijd bezig was. Gedurende de tentoonstelling ga je je steeds meer afvragen of de poses niet gewoon ambachtsvertoon van de ontleder zijn, maar het leidt niet al te hard af en maakt de sfeer een stuk minder “doods”. Luguber werd het mijns inziens eigenlijk zelden. Zoals een mevrouw naast ons zei, "gelukkig lijkt het niet echt op een mens", en dat is waar. De behandeling van de lijken maakt ze plastic, onecht, en zonder schroom duik je met je neus superdicht op waar eerst zijn darmen zaten, of vergaap je je aan zijn ruggemerg. Zelfs wanneer ze de huid er aan hebben gelaten, zoals bij de verschillende complete dwarsdoorsnedes (een man over de lengte in drieën), ziet de huid er rubberig uit, en hebben ze de huid van het gezicht weggeprepareerd, zodat niemand echt herkenbaar is. Slechts in één geval, in de buitenste twee derdes van de vertikaal doormidden gesneden man, zie je toch even de zijkant van een echt gezicht en besef je dat je naar een echt mens zit te kijken. Een oude, kale, Aziatische, misschien zelfs wel vriendelijk ogende man.
Eigenlijk ben ik nog maar zelden naar een tentoonstelling geweest waar ik met zoveel verwondering naar heb kunnen kijken. Telkens elkaar opzoekend met "heb je dit al gezien?", "hoe zou dit in elkaar zitten?" en "is dit nu de lever?". Als ik kinderen had zou ik ze er gelijk mee naar toe slepen en het zou verplichte kost voor iedere middelbare scholier met biologie in zijn pakket moeten zijn! De ethische bezwaren en het vermoeden dat het hier wellicht om Chinese geëxecuteerden gaat laat ik maar even voor wat ze zijn. De tentoonstelling is nog te zien tot en met 14 april. Gaat dat zien, maar koop van te voren wel kaartjes!
Topmuziek coveren daarentegen is verdomde lastig. Je kunt de banaliteit immers niet opzoeken als je de muziek daadwerkelijk waardeert. In de metalwereld is het redelijk gebruikelijk om je favoriete muziek te coveren en dat leidt soms tot versies die een stuk beter zijn dan het origineel. Het door R.E.M. oorspronkelijk op een zeurderige toon gebrachte “Losing my religion” omtoveren tot een hilarische parodie op gruntende death metal is een meesterwerk dat Graveworm waarschijnlijk nooit gaat overtreffen, en Weird Al met z'n onderbroekenlol al helemaal niet.
Johnny Cash heeft niet alleen twijfelachtige “muziek” tot nieuwe hoogte weten te brengen, zoals One (U2), Personal Jesus (Depeche Mode) en I'm on Fire (Bruce Springsteen) , ook topmuziek weet hij zijn eigen draai te geven. Neem bijvoorbeeld het door hem tot tranentrekker omgetoverde “Hurt” van Nine Inch Nails, of het heerlijk rustige "In My Life" van the Beatles.
Een serieuze coveraar waar de meesten nog niet mee bekend zijn is Obadiah Parker. Op internet en in Amerika is hij inmiddels redelijk bekend met z'n geniale cover van Outkasts Hey Ya!, maar hij heeft meer in petto. Zo heeft hij Radioheads Idioteque en Björks Who is it? dunnetjes overgedaan. Eigenlijk zijn z'n covers lang niet zo geniaal als die van Cash, maar ik had eerlijk gezegd gewoon zin om lekker zuur te zeiken op muziek waarvan ik het maagzuur krijg. Ow had ik al vermeld dat ik Queen vind zuigen?
De cover van Hey Ya! blijft met wat ik gezegd heb trouwens een echte aanrader!
Gisterenavond was het weer zover, twee ambulances, minstens drie politiewagens, een aantal motormuizen, een politiebusje en een politietakelwagen zorgden voor een flinke lichtshow nadat een grijze BMW zijn kreukelzone succesvol had uitgeprobeerd. Alles onder controle, weinig aan de hand, maar ik had mijn camera al in de aanslag vanwege de maansverduistering, dus moest ik er toch even wat fotojes van maken. Ramptoerisme, ik weet het
en ik kan me er ook niet op beroepen dat ik dit soort dingen anders nooit doe.
Ik had het al opgegeven toen Edith het passen op mijn fiets wel welletjes vond en besloot in te grijpen. Nog een keer terug naar mijn kamer, nog een keer "waar ben je geweest", de C1000 bellen omdat ik hem daar het laatst gebruikt had, twee kamers identificeren waar ik niet meer naar binnen kan, maar waar hij wel zou kunnen liggen, de pasjes blokkeren en vervolgens naar het A-gebouw alwaar mijn lieftallige collega me door een betaalkaartloze zeven werkdagen heen kon pinnen. Ik was er helemaal klaar mee, maar vrouwelijke vastberadenheid besloot dat we toch nog even met één van de beveiligingsmensen een ronde langs de afgesloten kamers moesten maken. En daar lag hij hoor, alsof hij van niets wist keek hij me aan vanaf mijn vaste plek op Arjens, Dirks, Everts en Elskes bank. Een pak van m'n hart, en een dikke pakkerd voor de vriendelijke beveiliging en een volhardende Edith
!
Daadwerkelijk ontmand en inmiddels wonend op de tweede verdieping van een grachtenhuis is zijn miauw nog even hoog en is hij nog steeds niet al te goeie vriendjes met binnendringers. Mij werd aangeraden hem vooral niet te aaien. De enige die dat heeft overleefd schijnt zijn bazin zelf te zijn en zij vond het nog veel te vroeg voor mij om te sterven. Ik kan haar daar trouwens geen ongelijk in geven. Vanochtend was het zover. Droogvoer aanvullen, water verversen, drollen uit de zeolietenbak halen, balkondeuren even open en met een sigaretje en een kopje koffie van de Amstel genieten. Meneer schijnt ook af en toe wat gras van het balkon te eten, dus om hem wat ruimte te geven ben ik op de bank gaan zitten. In plaats van dat hij gehoor gaf aan dit ruime gebaar, sprong hij direct naast me, gaf me een kopje, liet zich aaien en spon tevreden. Daar sta je dan met je stoere verhalen. Zou hij eindelijk zijn gelijke hebben gevonden?
Update
Zo, het avontuur is weer afgelopen. Bobbie heeft zijn baasje weer en ik mijn rust
. Maar ik mag eigenlijk niet klagen. Het was een welkome afwisseling: Het is best lekker om eens te ontsnappen aan dat kleine kamertje en te zitten in een grote ruimte met prachtig plafondrelief, op een ligfauteuil, flink veel kunst aan de muur, een kast klassieke muziek, twee enorme boekenkasten, de Groene Amsterdammer en de Opzij, een balkon, zelfsamengestelde kruidenthee en laatst, maar zeker niet minst, een aaibare poes. Ik zal het dus weer even zonder moeten doen
.